Een paar weken terug kreeg ik een mailtje van Freya (bovenstaande foto is ook van haar).
‘Ik volg je nu een tijdje op LinkedIn, omdat ik vind dat je erg inspirerende en interessante dingen doet en dan ook nog in het noorden! Erg leuk.
Ik hou me bezig met taalachterstanden (en eigenlijk toekomstige laaggeletterdheid dus) in het vo & mbo in de regio Noord- en Midden-Drenthe.
Woensdagmiddag 7 juni organiseer ik een studiemiddag in Assen en ik zoek nog een spreker. Ik dacht aan jou omdat op mijn initiatieven altijd vooral taaldocenten afkomen en ons vraagstuk ligt in hoe wij nou onze collega’s kunnen bereiken met de boodschap dat dit belangrijk is. Ik heb het idee dat jij daar erg goed in bent (mensen bereiken) en ons daar misschien wat over kan leren. Daarnaast heb je ook nog geschreven! Én zitten sommige van deze “toekomstige laaggeletterden” in de situatie van dakloosheid of dreigende dakloosheid. Op zoveel vlakken denk ik dat jij ons kan inspireren
Kijk. Dat zijn de uitnodigingen! En… ze had nog budget ook!
En wat is dan mijn antwoord? Hoe bereik je niet-taal-collega’s met zo’n belangrijke boodschap? Of: hoe betrek je ze bij taalbevordering? Of: hoe maak je ze mattie? Of… hoe bouw je samen een succesvolle sociale beweging rondom taalbevordering? Of lekker plat: wat is nou eigenlijk mijn trucje? En dat zijn fantastische, leerzame vragen. Ook voor mezelf. Dus Freya, dank!
De workshop zette zoveel moois in beweging, dat ik mijn lessen nu ook graag even via mijn blog deel. Bij deze. En: iets dergelijks wil ik wel vaker doen. Dus kom maar door met zulke mooie vragen en de uitnodigingen om groepen in beweging te helpen komen.
Hoe maak je mensen mede-missionaris?
Mensen bereiken met een boodschap klinkt mooi, maar uiteindelijk gaat een cognitieve boodschap vaak het ene oor in en het andere uit. En bovendien: wat heb je aan een boodschap? Uiteindelijk wil je dat ze iets concreets gaan dóen, je wilt ze een erg specifieke call to action geven, of krachtiger nog: zelf laten vinden.
Op zoek naar lessen uit de sociale bewegingen die ik zelf opzette, zie ik dat het altijd begint met mensen mede buikpijn geven, een paar stenen naar binnen schuiven die nogal zwaar op de maag liggen, of zelfs een diepe misselijkheid veroorzaken. Als de mensen die je aan boord wilt, eenzelfde pijn voelen, dan heb je ze en dan willen ze zelf, intrinsiek, ook verandering en gaan ze door tot het gefixt is. En als je dan samen concrete acties, vormen laat ontstaan, dan krijg je verandering. Positive change! Hatsee!
In plaats van een expliciete, cognitieve boodschap, wil je het hart of liever nog de buik in en vanuit daar samen moois maken met rust, aandacht en liefde.
Stap 1: Waar zit mijn buikpijn?
Als je een zwerver tegenkomt, kijk je het liefst weg. Dat zie ik bij veel mensen en als ik heel eerlijk ben: ook diep in mij, zit er nog steeds iets waardoor ik mijn ogen liever afwend. Diep van binnen voel je dat je eigenlijk geen contact wilt maken met zoveel shit van een onbekende, met de drek die daklozen, thuislozen, mensen van de straat vaak bij zich dragen. Waarom zou je al die narigheid, die duisternis opzoeken? Wat wil zo iemand van je? Heeft-ie zijn handen wel gewassen? Heeft-ie geen enge ziektes bij zich? Grist-ie bij een luchtig praatje niet even je telefoon af? Wordt-ie niet ineens agressief? En ook ik denk nog steeds af en toe: ‘Nu even niet.’
Als ik vertel over wat ik met mensen van de straat heb gedaan, begin ik vaak met onderstaande foto, een foto die mijn pijn, misselijkheid vangt. Wat zie je? Waar is dit? Wat doet het met je? Wat voel je?
Elke keer als ik zelf weer kijk, voelt het weer vies en ongemakkelijk om bij Youp thuis te zijn. Gewoon in Groningen. De mensen in de zaal hebben vaak ook instant buikpijn of op zijn minst wat nare rillingen. Heel menselijk. En zo heb ik nog een paar foto’s.
Die beelden blijven bij je. Die beelden plakken, kleven aan je. En dan moet je er iets mee, bijvoorbeeld het er met anderen over hebben.
In 2008 trof ik verslavingsdeskundige Keith Bakker. Binnen een paar minuten had hij door dat ik nogal een euh innige relatie had met mijn smartphone. Voor een volle theaterzaal (waar ik net zelf aan had uitgelegd hoe geniaal smartphones zijn) vroeg hij me of hij mijn wonderapparaatje even mocht vasthouden om’m vervolgens aan de andere kant van het podium neer te leggen en zelf weer naast me te komen staan. ‘En?’ wilde hij weten. En iedereen in de zaal wist het antwoord, inclusief ikzelf. En hij maakt het even expliciet: ‘You’re hooked.’ Punt. Zweet, buikpijn, ongemakkelijk gevoel.
Zijn trucje heb ik overgenomen in mijn TED-talk en pas ik nog regelmatig toe om een zaal even op hetzelfde buikpijnniveau te brengen. Om daarna samen naar mijn #CaughInTheApp fotoserie te kijken. De treurnis rolt vervolgens de zaal binnen. Vooral de foto’s van ouders met kinderen doen het lekker. Buikpijn door het zien en door je voor te stellen waar dit toe kan leiden. Verdrietig. Hoe vaak ik ze ook heb gezien: ze blijven me raken.
Stap 2: hoe laat ik anderen ook buikpijn krijgen? Prototypen!
Soms lukt het me om mijn pijn te vangen in een foto, een andere keer gebruik ik de vorm van een wandeling om mensen te raken en een roman blijkt ook goed te werken. Zodra mensen zelf de pijn, het verdriet voelen, zien ze het en moeten ze er iets mee. Vanaf dan is het bij ze. Het kwaad is geschied. What has been seen cannot be unseen. Je hebt ze te pakken in hun buik, in hun hart.
Mijn smartphone-serie begon ik bij toeval. Ik stond met mijn camera te wachten voor het Academiegebouw toen ik een meisje, verzonken in haar telefoon, op me af zag lopen. Ik bleef staan en vlak voordat ze bijna tegen me aanliep, keek ze op en maakte ik mijn eerste foto, niet scherp, wel raak.
Die eerste foto was voor mezelf voldoende om mijn eigen buikpijn weer aan te wakkeren bij mezelf, maar om mijn buikpijn over te dragen op anderen was meer geweld nodig, betere foto’s, meer foto’s. En wat probeerde ik eigenlijk exact te fotograferen? Enerzijds ging ik op straat door met foto’s maken, anderzijds checkte ik bij mensen om me heen, bij vrienden en online, wat werkte en wat niet. Prototyping zou je het kunnen noemen, een kernelement van design thinking. Goede vriend Koen de Koning gaf me toen we samen naar mijn foto’s keken de titel #CaughtInTheApp cadeau. Maken, delen en goed luisteren wat’t met de ander doet en dan bijstellen, bijpunten, finetunen, een goede naam vinden. Pielen, freubelen, klooien, net zolang totdat er een vorm is die mensen in beweging krijgt. Wat doet het? Wat werkt het beste?
Mijn werk met daklozen begon niet met een roman en ook niet met de daklozenwandelingen. Het begon met zelf koffie drinken met mensen van de straat of eigenlijk met Jonny willen helpen in plaats van een Riepe van hem te kopen en zijn vriendelijk bedanken voor mijn hulp en zijn suggestie om gewoon een kop koffie te drinken. En zo begon Gewoon een Kop Koffie, kregen duizenden mensen contact met een hele andere kant van de stad (en veelal ook van zichzelf) en gingen tientallen, ik denk zelfs honderden mensen iets doen met of voor mensen van de straat. Sommigen dronken ook eens een kop koffie, maakten eens een praatje, anderen zamelden echt nuttige warme sokken in, organiseerden een diner of werden vrijwilliger bij de Open Hof.
Het begon bij gezamenlijke buikpijn en daarna ging ieder voor zich iets doen.
Mijn fotoserie werd gepubliceerd in talloze landelijke en internationale kranten, kreeg navolging in een TED-talk en dat was de voedingsbodem voor verandering. Ik nodigde mensen uit om te delen waar ze – qua smartphone-gebruik – hoofdpijn, buikpijn van kregen, nodigde ze uit met ideeën te komen om er concreet zelf en samen iets aan te doen en dat leverde bakken met inzicht op en… actie en positive change. Concreet en heel specifiek deed een leerling van ROC Friese Poort mee aan #AprilOpStil, leerde in die zestien dagen gitaar spelen en liet hij zijn slapeloosheid en angstklachten achter zich en bouwden we op CSG Selion een fiets-app-parcours om leerlingen te laten ervaren of het een goed idee is om te appen op de fiets.
Mijn roman ‘Donkerder’ werd gelezen door docenten Dirk en Trienke op CSG Augustinus en samen bouwden we er een project van vijf weken omheen, waar de school de Nationale Onderwijsprijs mee won! De lesbrief ligt klaar ter inspiratie voor docenten van andere scholen. Na aanmoedigingen van een aantal professionele lezers, maakten we een update, een remaster, een versie 2.0 van mijn roman. Die ligt sinds begin 2023 in de winkel.
Stap 3: delen, weggeven en aan boord blijven
De derde stap gaat over het beschikbaar maken en delen van wat je hebt ontdekt, zodat andere mensen van je kunnen leren en het ook – op hun eigen manier, met hun eigen draai, optimaal voor hun eigen context – kunnen doen. Hoe deel je je lessen slim? Een les die ik leerde: het helpt enorm als je je boek en lesbrief gratis via het internet ter beschikking stelt aan de wereld. Van duizend boeken in de eerste twee jaar, gingen we naar drieduizend boeken (waarvan 1500 gedownload) in tweeënhalf jaar. Een andere les in dit kader: als er iets moois, waardevols gebeurt, ontstaat, deel dat dan! Bijvoorbeeld via social media of bel gewoon een journalist. En inderdaad: bellen en niet mailen. Zo kom je met je mooie verhalen op de voorpagina van landelijke kranten en op het Jeugdjournaal.
En een andere grote les: Je kunt niet iedereen betrekken. De vraag is: wie gaat wél aan? Wie wil en kan wél bijdragen? Waar krijg je de cadeautjes? Mijn roman schreef ik zeker niet speciaal voor scholen of jongeren. Ik schreef eenvoudig gezegd lekker, poetste wat en gaf uit. Docent Dirk las mijn boek – zelf, privé – en hij zag iets moois voor zich met zijn VWO 4 klas. We dronken koffie, verzonnen samen een programma van vijf weken, gingen er met alle liefde in en toen wonnen we zomaar ineens die onderwijsprijs! Stapje voor stapje, telkens met aandacht en liefde gemaakt. Bij een blokkade kijk je rond, bij een uitnodiging stap je in, cadeautjes neem je aan. Ik kijk niet naar de 17 miljoen Nederlanders die mijn boek niet hebben gelezen, maar hoor (graag) van de mensen die ‘m wel tot zich namen.
Van wens om iets te doen aan taalbevordering naar buikpijn
Freya haar vraag was om meer mensen te betrekken bij taalbevordering en dat zijn we dus ook maar gewoon meteen gaan doen. Ik nodigde de groep uit om concrete, specifieke taalachterstandprobleemverhalen te delen waar je direct, instant buikpijn van krijgt.
Hein vertelde een verhaal over een dorpsgenoot, een zeer vaardig timmerman, die als enige van het hele dorp niet meezong bij het zingen van een nieuw dorpslied. Met schaamrood op de kaken vertelde hij Hein dat hij niet kon lezen.
Jan schreef ‘Ja’ in het het vakje ‘naam’, op het vel papier dat hij bij zijn schriftelijk eindexamen voor zich had.
Klaas begreep heel goed dat hij een aanmaningsbrief had ontvangen van de belastingdienst, maar kon soep noch stamppot maken van de woorden in de brief. En dus deed hij de brief maar weer terug in de envelop en wordt hij – als niemand hem zou helpen – op enig moment uit zijn huis gezet.
Femke zette maar gewoon een krabbel onder dat contract wat voor haar op tafel werd gelegd en waar ze niets van begreep.
Mensen die de woorden van de dokter en zijn brief achteraf niet begrijpen of erger nog: niet naar de huisarts gaan, omdat je op voorhand al weet dat je je klachten niet kunt uitleggen.
Paniek bij de CITO-toets.
Jongens in groep zeven die met elkaar op de vuist gaan, simpelweg omdat het ze niet lukt om elkaar met woorden te begrijpen. De één spreekt voor een kwart Turks, de ander voor een kwart Marokkaans, weer een ander voor een derde Papiaments, maar niemand weet woorden te vinden om elkaar mee te nemen.
Twee tafels lagen vol met verhalen vol buikpijn. Niet leuk, wel een goed begin voor een beweging.
Een volgende keer ga ik graag aan de slag met de vraag hoe, met welke vormen we deze buikpijn kunnen overdragen op niet-taal collega’s. Mogelijk is het samen – ook met hen – brainstormen over buikpijnverhalen een goede eerste stap. Misschien verzinnen we een spel, waarbij de deelnemers slechts een zeer beperkte woordenschat mogen gebruiken, misschien gaan we samen brieven lezen en alle te moeilijke woorden aflakken en kijken wat er dan nog van de boodschap overblijft. Het zijn maar wat ideeën.
Een sociale beweging begint bij buikpijn, daarna volgt het samen pielen, prototypen en samen aan oplossingen werken.
My way, one way.
Uiteraard zijn er andere manieren om sociale bewegingen te laten ontstaan, bijvoorbeeld door uit te gaan van het positieve, van je positieve opwindingen, van waardering, de appreciative inquiry manier bijvoorbeeld. Maar als ik sec kijk naar mijn meer succesvolle bewegingen van de afgelopen jaren, dan is dit mijn manier. Ik begin bij de duisternis, bij de pijn, bij het verdriet, om vanuit daar moois of nuttigs te laten ontstaan. Veel inspiratie en bevestiging haalde ik het boek ‘The Social Labs Revolution’ waarin Zaid Hassan heel helder uitlegt hoe je design thinking inzet om lastige, complexe sociale problemen op te lossen.
Mijn hobby en vak is mensen verbinden en vanuit daar sociale bewegingen laten ontstaan. Dat doe ik in workshops van een uur of in sociale bewegingen die maar door blijven gaan. Ik help anderen graag bij het creëren van beweging. Benader me gerust, als je aan aanleiding ziet. Graag! Want samen maken we de wereld leuker, blijer, mooier, beter.
Goede vriend en co-founder van Causatives Marcel Kampman maakte een paar jaar terug onderstaande mini-docu over mij en mijn werk.