In september 2013 dronken Jonny en ik voor het eerst samen koffie. Hij was op dat moment één van de straatkrantverkopers van Groningen. Ik was één van de mensen die hem dagelijks begroette en doorgaans gewoon verder liep. We dronken een kop koffie en kletsten wat. Het raakte ons allebei. Een week later gingen we samen uit eten. Twee levens, die mijlen ver uit elkaar lagen, grepen even in elkaar. Vragen vlogen heen en weer. Uit verbazing en verwondering lieten we onze quiche koud worden. En de verhalen tijdens het etentje raakten me meer dan tien theatervoorstellingen in één avond.
Na afloop van ons etentje liep ik naar huis. Dit moest vaker. En niet alleen tussen hem en mij, maar tussen meer en meer, want het was… rijk, inspirerend en leerzaam. Ik schreef een blogpost, een handleiding, over hoe je gewoon een kop koffie drinkt met een dakloze. Die werd gelezen, gedeeld en geliket, maar het grote koffiedrinken bleef uit. Te eng. Te moeilijk. En waarom zou je eigenlijk koffie drinken met een dakloze? Omdat ik er een handleiding voor had geschreven? Niet dus.
Ik bleef proberen om Groningen en Nederland aan de koffie te krijgen, maar alleen Iris, Job Jan en wat vrienden, die mijn verhalen van dichtbij hadden meegekregen, volgden. Het moest anders en na veel koffie kwam ik – op uitnodiging van Jeroen en geïnspireerd door de Underground-wandelingen in Amsterdam en Utrecht – op het idee om daklozenwandelingen te gaan organiseren. Coen nodigde Leendert uit om ’ns kennis met me te maken en nog geen drie weken later maakten we samen met een groep geïnteresseerden de eerste wandeling. Een wandeling van tien kilometer. We wandelden dik vier uur. Volledig, voor 100%, naar Leendert’s eigen idee, concept en ontwerp. Hij vertelde zijn levensverhaal aan de hand van de stad. En dat raakte iedereen. Diep en hard.
Een jaar later hebben we meer dan zeshonderd mensen, vooral Groningers, mee op wandeling gehad. We hebben een Facebook-pagina met meer dan tweeduizend likes, waarvan meer dan elfhonderd uit de stad Groningen. We hebben meer dan honderd meewerkers, waarvan ongeveer vijfentwintig regelmatig helpen als co-gids of anders nauw betrokken zijn en een aantal net zo volle bak meewerkt als ik. We hebben drie Straatvogels. En zes gidsen hebben hun levensverhaal omgezet in een stadswandeling. Allemaal met een geheel eigen verhaal, dus een geheel eigen route, en allemaal lang (4, 5 uur), ver (tot 10 kilometer) en hard, diep en rauw rakend.
Anja maakte een videoreportage over haar wandeling met Leendert. Matthijs schreef over een wandeling met Atze. Lieke over een wandeling van Max met kinderen van een basisschool. En Vera schreef over een wandeling met Jonny. Voor een aantal Groningers – waaronder mezelf – was er een fase in hun leven voor Gewoon een kop koffie en een fase na Gewoon een kop koffie. De Groninger daklozenwereld werd een wereld waar ik me ook wat thuis begon te voelen.
Na dik een jaar gewoon koffiedrinken, kijk ik terug en deel ik mijn lessen van de straat.
Elk mens zijn eigen verhaal
Twee jaar terug vond ik een junk een junk, een dakloze een dakloze en een bedelaar iemand die mij niet om geld moest vragen, maar gewoon aan het werk moest. Ik vond een TBS-er een monster, die zomaar opnieuw zou kunnen toeslaan. Zo iemand hoorde niet op straat, maar op zijn minst achter de tralies. Het afgelopen jaar heb ik veel nieuwe mensen leren kennen. Dakloos, thuisloos, zwervend. Jong. Oud. Groninger. Somaliër. Ondernemer. Met goede baan. Werkloos. Ex-TBS-er. Ex-tweeverdiener. Oud-maatje van de rechterhand van Klaas Bruinsma met strafblad van achttien pagina’s. Bankrovers en tankstationovervallers. Hulpverleners. Ex-hulpverleners.
De mensen die het meest kwetsbaar waren, toonden zich het meest kwetsbaar. Door zich kwetsbaar op te stellen, openden zij zichzelf en daarmee onze gesprekken. Dat opende mij. En dat opende gesprekken met minder kwetsbaren. Ik hoorde verhalen van vroeger en over dwalingen van vandaag en morgen. Ik hoorde dat iemand door hulpverleners al afgeschreven was, voordat-ie geboren was. Ik leerde iemand kennen die op zijn negende al net zo verslaafd aan alcohol en wiet was als zijn broer van elf. Ik zag wat ’t met je kan doen als je hyperactief en creatief bent, terwijl je omgeving vindt dat je gewoon stukadoor moet worden. Ik hoorde dat je nog elke nacht badend in het zweet wakker wordt, als je als peuter door je familie mishandeld wordt. Ik hoorde dat als je je moeder dood wenst, je op den duur gaat geloven dat ze dood is, je gaat wensen dat ze nog leefde en je een kaarsje voor haar brandt. Ook al woont ze onder de rook van de stad waarin jij woont.
Ik leerde over de basis. Over wie je feitelijk wordt bij je geboorte met alles wat er geestelijk en lichamelijk in je zit. Wat opvoeding, opgroeien en opleiding met je doet. Ik zag wat familie, je stam, je buren, vrienden, klasgenoten, collega’s met je doen. Of niet. Ik hoorde dat je grote ervaringen – traumatisch en euforisch – een leven lang bij je draagt.
Ik hoorde over balans en rust kunnen vinden. In jezelf. Met vrienden. Met mensen in je omgeving die van alles van je willen en er flink op los manipuleren. Of rust vinden in elke dag een streep heroïne. De één drinkt koffie om wakker te worden. De ander Chineest om zijn dag te beginnen.
Ik zag dat’t een hele kunst is om voor jezelf te zorgen en een huishouden te draaien. Zeker als je dat nooit hebt geleerd of bent kwijt geraakt, omdat je twintig jaar je thuis op straat hebt geprobeerd te vinden. Schoonmaken. Koken. Met huisgenoten en buren omgaan. De deur open zetten en voor anderen juist op het nachtslot. Niet te veel geld uitgeven en op tijd betalen. En ik leerde hoe waardevol twintig euro voor de één is en vijfendertig voor de ander.
Ik leerde hoe waardevol het is om jezelf nuttig te maken en daar waardering voor te krijgen. En ik leerde omgaan met denken jezelf nuttig te maken en daar niets voor terug te krijgen of zelfs een flinke tik op je neus als stank voor dank. “Hij bedoelt het niet zo. Je hoeft niet bang te zijn. Hij zal je niets aan doen. Dit is zijn manier van met mensen communiceren,” aldus een professional die me afgelopen jaar veel heeft bijgestaan, als reactie op twee SMS’jes op zondagochtend 7 uur, waarmee iemand probeerde me af te persen. “Jij bent op dit moment degene die het dichtst bij hem staat. Bovendien ben je zo ongeveer de enige. Hij deelt alles met je. En daar hoort dit bij.”
Niemand is zielig. Iedereen is verantwoordelijk voor zichzelf. Maar iedereen heeft zijn eigen basis meegekregen. Sommige mensen weten bij hun geboorte zo goed als zeker dat ze koning worden. Anderen horen op hun vijftiende dat ze beter niet geboren hadden kunnen worden, omdat het toch nooit iets zou worden.
Gewoon een kop koffie heeft me naar mezelf laten kijken. Naar mijn verhaal. Het heeft me blij laten zijn met mijn ouders. Blij met mijn juffen, meesters, docenten, hoogleraren. Blij met Iris. Blij met mijn vrienden. Blij met de mensen met wie ik werk. Blij met de mensen die ik heb ontmoet, en wat ik van ze heb meegekregen.
Het lijntje is heel dun
In een jaar leerde ik tal van nieuwe mensen kennen. Dakloos. Met huis. Met huizen. Ik hoorde hoe mensen in één klap door een luik flikkerden. Ik zag mensen terugkrabbelen. Ik zag ze afglijden. En één van de mannen met wie ik eerder dit jaar bij de HEMA at, zit nu acht maanden vast. Voor een beroving. Met wapen. Ik hoop dat’t hem helpt. Om rust te vinden. Om misschien wat te minderen met zijn drugsgebruik. En gecontroleerd te leren wankelen.
Ik hoorde het verhaal van een man die wereldwijd werkte voor Shell. En werkte voor Shell. En werkte voor Shell. Zijn vrienden verloor. En het contact met zijn familie kwijtraakte. Hij belandde in een burnout, in Berlijn, in een hotel, in een blackout en heel diep in de schulden. En in zijn nieuwe leven maakte hij vrienden voor het leven.
Ik schreef mezelf voor een lezing in één alinea naar dakloos. Honderd paar ogen keken me aan en ik voelde tranen over mijn wang biggelen. Hoe word je binnen vijf dagen dakloos? Hoe raak je aan lager wal? Hoe verword je van lekker draaiende wereldverbeteraar tot krabbelaar in een diepe goot? Hoe beland je binnen zeven dagen in de hel? Je valt door dat luik en komt nooit meer echt terug.
Ik hoorde het verhaal van Bas, die een dag of tien op straat wilde leven als journalistiek project. Na zes dagen was het over. Hij was gebroken, koud en kapot. Hij vertelde me later dat zijn ogen nog steeds pijn doen, zodra het koud begint te worden. Een collega van hem vertelde me dat er een Bas voor en een Bas na zijn avontuur is. Hij heeft dat luik open zien staan en is er gelukkig net niet door gevallen.
We leven naast elkaar in één stad. Wij achter portieken. Zij erin. Wij chillen in het park. Zij slapen er. Wij gaan uit in de Oosterpoort. Zij gaan out achter de vuilniscontainer. Als wij gaan slapen, komen zij in beweging.
De waarde van samen
Ik leerde hoe je contact maakt met mensen die ver van je af staan. Ik leerde koffiedrinken met vreemden. Ik at met vreemde vogels en stopte met eten en at toch maar weer door. Ik ontdekte hoe fijn een echt gemeende knuffel is. En ik voelde het verschil tussen een knuffel krijgen en iemand willen omarmen en stijf tegen je aan vasthouden. Ik hoorde hoe vreselijk het is als iedereen je heeft verstoten en dat je dan zelfs de doden wilt opzoeken voor gezelschap en maar op een begraafplaats gaat slapen.
Ik ervoer hoe fijn het is als er mensen voor je klaar staan als het even wat minder met je gaat of als je bang bent. Die wat je ook doet, naast je komen staan en zeggen dat ze er voor je zijn. Ik leerde dat als je durft te vragen, mensen er voor je zijn en dat dat vragen niet per sé in woorden hoeft, maar dat ’t ook kan in tranen.
Ik leerde me meer gelijkwaardig opstellen. Niet per sé voor iemand willen zorgen, maar er wel gewoon zijn. En omgaan met mensen die niet te helpen zijn, bijvoorbeeld omdat ze dat niet willen of omdat ze zo naar de knoppen zijn dat ze überhaupt nauwelijks nog in staat zijn iets te willen.
Max liet zien dat je met een groep van vijftien minder merkt van een zware last dragen dan als je diezelfde last in je eentje draagt. Jonny liet me zien me dat je negatieve ervaringen van je af kunt laten glijden door ze gewoon met heel veel mensen te delen. De meewerkers van Gewoon een kop koffie, de volgers op Facebook en Twitter, iedereen samen lieten me zien dat je samen meer contact maakt dan alleen en dat je samen grote veranderingen te weeg kunt brengen.
Ik zag de waarde van samen. De waarde van contact. De waarde van liefde. De waarde van vertrouwen. De waarde van kwetsbaarheid. De waarde van vrienden. De waarde van familie. En de waarde van mensen die je minder vrolijke prikkels geven.
Er is wat er is
Ik leerde over accepteren dat er is wat er is en dat jij kiest wat je daar mee doet. Als je achttien jaar op straat hebt geleefd, heeft dat je gevormd. Je kunt proberen het te verstoppen of je kunt je verhaal delen en andere mensen laten ervaren hoe wijs je eigenlijk bent. Er is wat er is. Je bent wie je bent. Maar het giet niet per sé zoals’t giet. Jij kiest.
Je kunt je bed uit komen, je kut voelen, en van een brug af willen springen. Of je kunt omhoog kijken. Naar de lucht. Op zoek gaan naar licht. En: hoe slecht mijn dag soms ook begint: ik weet en voel dat ik bij de happy few hoor. En ik geniet daar tegenwoordig nog meer van dan voorheen.
Ik ontdekte dat negatieve energie, negatieve energie aantrekt en dat ’t sneller en heftiger om zich heen grijpt gaat dan positieve. Verdriet en zelfmedelijden vloeit zomaar over in woede. En woede in dreigen. Wantrouwen leidt tot liegen, afpersen en heel naar pestgedrag. Het is de kunst om te bedanken, zo nodig duidelijk “nee” te zeggen en afstand houden. En als iemand je om een aansteker vraagt, wil-ie vaak meer of iets anders, hoorde ik. En heeft de negativiteit grip op je gekregen? Delen met anderen helpt. Net als lopen, lopen, lopen en naar voorbij kabbelend water turen.
Hoe je van weinig rond komt
Ik leerde dat het geld op straat ligt. Letterlijk. Of in de vorm van statiegeldflessen. Of als langslopend publiek dat betaalt voor je moppen. Tussen de trappetjes van het VVV-gebouw en dat je het er alleen even hoeft uit te wippen met een stuk staaldraad. Ik zag dat je na het scheiden van de markt goedkoop kunt winkelen en dat je om de drie uur, vier uur gratis heerlijk verse broodjes en burgers kunt eten als je maar bereid bent om even een vuilniscontainer te openen. “En als het vriest, kun je ook best een paar uur wachten,” vertelde Youp me. “Vroeger thuis had ik niet zo’n grote koelkast.” Ik leerde dat je van € 20,- per week kunt rondkomen als je je maar niet laat grijpen door het consumentisme. En ik leerde hoe je voor € 10,- voor vijftien personen kookt. Ik zag dat een knipbeurt € 5,- kost en Jonny vertelde me dat je daar ook best op kon besparen.
Ik verbaasde me over het winkelend publiek. Over maar blijven kopen. Over een tweede auto. Of een nog groter huis. En ik hoorde hoe bevrijdend het kan zijn als het allemaal niet meer hoeft en een tent en twintig euro per week ook voldoende is. Gewoon weer vrij zijn.
De starheid van instanties, de warmte van mensen
Samen en alleen liep ik tegen muren van instanties aan. Ik verbaasde me over hoe iemand die ziek is – ook al is het min vijf – op straat moet blijven, omdat-ie zorg nodig heeft. Ik maakte me kwaad en liet los en belde of SMSte dan maar gewoon met iemand. Vaak kwam het dan goed. Of anders hoorde ik een welgemeend “Tsja, sorry. Het is nu eenmaal zo. Het moet anders. Echt.” En gelukkig zag ik verandering. Mensen die bij grote instanties werken, die inzien dat als je met mensen werkt, je dan ook je menskant moeten laten zien en een kleedje op tafel meer bijdraagt aan een veilig gevoel dan een sluis achter de voordeur.
Ik verbaasde me over hoe moeilijk het is om van de straat af te komen en een huis te vinden. Formulieren, procedures, protocollen en kilometers van kast, naar kast, van muur naar muur. Uitzien naar morgen en keer op keer met je neus op gisteren en eergisteren worden gedrukt. En gelukkig stapten mensen met goede wil ook hier uit hun structuren. En ik genoot van hoe blij je met een huis kunt zijn.
En nu?
Gewoon een kop koffie heeft mij veel gebracht. Er was een Ritzo voor Gewoon een kop koffie. En een Ritzo na Gewoon een kop koffie. Eenzelfde ervaring wens ik iedereen toe. En daarom blijf ik iedereen uitnodigen om gewoon een kop koffie te drinken met een zo andere medemens – dakloos of niet dakloos.
Heb je vragen? Wil je helpen? Wil je mee op stadswandeling met één van de gidsen? Wil je zelf een wandeling helpen opzetten? Kom maar door.
Bram Willemse, Folkert de Jong, Iris Engelsman, Koen de Koning: dank dat jullie deze post even van feedback voorzagen, voordat-ie online kwam. Renger Koning, Maarten de Vries, Bert Haandrikman, en natuurlijk Max Tauran en Ellen Vening voor jullie bijdrage aan het SIRE-achtige filmpje van Koen. En natuurlijk alle gidsen, meewerkers, meewandelaars: bedankt voor een rijk jaar. Op naar meer koffie en… een prachtig 2015.