Gisteravond appte Max me om te vragen of ik zin had om vanavond mee te gaan eten. En hij had Erik-Jan ook al gevraagd. “Kwart over vijf bij de V&D-ingang aan de kant van de Ebbinge?” “Kwart over vijf bij de V&D-ingang aan de kant van de Ebbinge.”
Van werk naar huis loop ik tegen Richel en twee makkers aan.
“Hoe is het?”
“Goed. Jou? Ga je ook?”
“Euh. Ja goed. Ja.”
“Tot zo.”
Op de zebra bij Bommen Berend wenst Bernard me een goede dag.
“Ga je ook?”
“Waar? Ach nee. Ik eet thuis. Eet smakelijk.”
“Jammer. Ja. Jij ook.”
“Eet smakelijk. Eet smakelijk. En pas op met oversteken. Fijne avond.”
“Dank je. En jij ook.”
“Fijne avond.”
Erik-Jan is er al. Max niet. We zijn ook wat aan de vroege kant, dus gaan we maar even zitten. Op straat. Mooie plek zo voor de ingang van de V&D. Jan kijkt ons aan en vindt het maar vreemd dat twee volwassen kerels zo op de grond gaan zitten.
Max komt maar niet. Erik-Jan belt. Ik loop even het hoekje om naar Leendert, de neef van Leendert. Geen Max, maar wel Willem.
“Hoe was het gisteren?”
“Ja goed. Heel goed.”
“Ja ik moest uit Leeuwarden komen.”
“Maandag gaan we nog een keer. En dan om zes uur.”
“Ik noteer het. Tof.”
“Ik moet door. Erik-Jan wacht op me. We zijn op zoek naar Max. We gaan met hem eten.”
“Niet gezien.”
“Moi. Moi.”
“Moi. Moi.”
Erik-Jan staat er nog. Max nog niet.
Dan zelf maar die kant op.
“Wellicht heeft-ie ons laatste appje niet ontvangen en is-ie al die kant op gegaan. Hij heeft niet overal internet, hè. Het begint om half zes toch?”
“Is het hier links of rechts?”
“Butjesstraat.”
“Ik dacht daar waar Jonny ons op had gewezen.”
“Nee. Dat is iets anders. Dat is volgende week geloof ik. Ik heb nog even op internet gekeken. Bij’t Klooster.”
“OK. Als jij het zegt.”
“Is het hier?”
“Ja. Hier is’t Klooster.”
En daar is Max. Onze gastheer. Hij snelt achter ons aan en roept.
Al vanaf een afstandje begint hij ons uit te leggen, waarom hij ons hiermee naartoe wil nemen.
“Ik wil jullie de warmte laten voelen.”
“Maar hoe is het met je?”
“Ach. Het gaat weer. Ik heb in elk geval weer twee nachten geslapen. Dankzij Erik-Jan en Karin.”
“Mooi.”
“Willem vertelde al dat jullie naar me op zoek waren.”
We praten verder en gaan het hoekje om.
Daar is Richel weer met zijn twee makkers. En Jan. Dirk komt naar ons toe. En een andere Jan fietst voorbij.
“Ze gaan om kwart voor zes open.”
En Dirk en Max leggen uit hoe het gaat.
Bij de deur staat andere Dirk ons welkom te heten.
“Erik-Jan.”
“Ja ik ken jou. Dirk. Gewoon een kop koffie toch?”
“Ritzo.”
“Dirk. Geniet ervan.”
Het is al flink druk. Leandra en zijn matties zitten meteen links. Richel met zijn makkers halverwege. En daar is Gerard. En Joop. Youp is er niet. Jonny ook niet.
“Laten we hier gaan zitten. Ik zal vragen of er iemand van hier bij ons komt zitten.”
“Hi. Welkom.”
“Dank je. Ritzo.”
“Barbara. Hoi Dirk.”
“Erik-Jan.”
“Barbara. Ik kom zo bij jullie. Willen jullie groentesoep?”
Dirk hoeft geen soep. Wij wel. “Natuurlijk. Vitamientjes,” zegt Max.
Menne komt even langs. En Samuel met Peter.
“We hadden even wat gedoe, maar het is nu weer goed. Uiteraard.”
Een blinde man bespeelt de piano.
Barbara serveert de soep en schuift aan.
“Wat mooi, zeg. Dit raakt me. En dit is echt heerlijk.”
“Ja. We doen dit één keer per maand. We koken met verse ingrediënten. Inmiddels zo’n anderhalf jaar.”
We eten. Er schuiven wat mensen bij de andere tafeltjes aan. Iedereen eet.
Er wordt gepraat. Wat gelachen. Max krijgt een schouderklopje. En nog één.
“En wie zijn jullie?”
“Wij doen Gewoon een kop koffie en stadswandelingen.”
“Is dat met dat je twee kopjes koffie koopt en één achterlaat?”
“Nee. Dat is iets anders.”
En ik vertel over mijn eerste praatjes met Jonny, over koffiedrinken en over toen we samen uit eten gingen en hij me achteraf thuis koffie aanbood.
Barbara haalt het hoofdgerecht. Boontjes, komkommer, een gehaktbal en aardappels met jus. Haar zus stelt zich ook even rap voor.
“Wat mooi, zeg. Kunnen we jullie misschien ergens mee helpen?”
“Op zich gaat het nu heel goed. We hebben eten. We hebben zo’n twintig vrijwilligers uit de gemeente. Straks in de zomer gaan we even dicht.”
“Misschien dat onze meewerkers kunnen helpen? Of misschien kunnen we een barbecue organiseren?”
Max gaat van tafel en Max komt terug. En hij legt uit wat het verschil is tussen een schouderklopje en een zacht kneepje.
“Hij had me even nodig. Hij wilde me even spreken. Hij weet het nog niet. Hij had ook voor € 200,- in het Stadspark gekund en is nu meer kwijt.”
René komt binnen en schuift aan bij Leandra en zijn matties. En derde Dirk. En een jongetje met zijn moeder.
“Waar was je?”
“Werken.”
“Ah. Mijn twee meter ellende was er niet.”
En René lacht.
“Wie wil er nog een gehaktbal?”
Barbara ruimt af en komt terug met toetjes. IJs met vruchten.
“Heerlijk.”
“Maakt mijn moeder altijd een dag van tevoren.”
“Wie wil er nog één?”
De pianist neemt weer plaats en speelt verder.
De gasten vertrekken.
“We willen zo sluiten.”
We blijven nog even zitten. Ik kijk rond. We bedanken Barbara, haar vader de dominee, de kok en lopen naar buiten.
“Dat was een prachtige avond, Max.”
“Oh. ik loop nog even naar binnen om wat te doneren. Stom.”
En dat blijkt helemaal niet te hoeven, want ze vinden het contact het belangrijkste.
We nemen afscheid van Dirk en de anderen en doen nog één kop koffie en gewoon een krantje bij Kim.
Het was een rijke avond. En als Max je ooit vraagt mee uit eten vraagt. Het beste antwoord is: “Ja, graag.”
Erik-Jan, Max en ik waren vanavond te gast bij de Doperse Dis, een prachtinitiatief van de Doopsgezinde Gemeente Groningen. Elke derde dinsdag van de maand om 18.00 uur. Een gratis maaltijd voor dak- en thuislozen. Ook mooi als je wel een dak boven je hoofd hebt, bijvoorbeeld om mee te helpen als vrijwilliger.