De afgelopen twee jaar werkte ik aan een boek, een roman. Ik vind het af genoeg om nu op zoek te gaan naar een uitgever en het samen tot een mooi einde te brengen. Hieronder deel ik de brief die ik naar een aantal uitgevers wil sturen, de synopsis en een linkje naar de PDF met de eerste zeven hoofdstukken. Ik ben erg benieuwd wat je ervan vindt of je het gehele boek zou willen lezen. Wil je mij helpen om een uitgever te vinden? Elke hulp en support is welkom. Reacties graag in de comments of uiteraard via mail.
Waarde redactie, Hoi,
Tot voor kort liep ik met een boog om daklozen heen. Ik vond ze vies, ik was een keer door een junk gezakkenrold en ik vond dat ze ook maar gewoon aan het werk moesten. En ik gaf ze al helemaal geen bijdrage voor het slaaphuis. In 2012 kwam daar verandering in. Ik werkte bij het Noord Nederlands Toneel en werd uitgeleend aan Lotte van den Berg om samen een voorstelling te maken. Tijdens het voorwerk voor ons werk samen, zat ze vol in Street, een stuk over het leven op straat in Utrecht, met mensen van de straat. Ze werkte met ze alsof het gewone mensen waren. Ze sprak met ze alsof het gewone mensen waren. En ze at met ze alsof het gewone mensen waren. En als het zo uitkwam hielp ik, at ik ook mee en ontdekte ik dat het ook gewone mensen waren. Gewone mensen, met net als elk ander mens een eigen verhaal. Mijn vooroordelen slonken en ik kreeg zowaar een soort van vriendschappelijke band met Remco, Berhane en Shariff.
Terug in Groningen liep ik opnieuw langs de daklozen langs wie ik eerder was gelopen. Ze vroegen me om een bijdrage voor het slaaphuis en ik bleef dikwijls staan. We maakten een praatje en vaak grabbelde ik een euro uit mijn achterzak. Een paar keer op een dag was er die vraag en dan telkens opnieuw eenzelfde antwoord. Er leek geen rem op te staan. Sinds mijn kennismaking met de mannen van Lotte kon ik niet meer wegkijken. En dat voelden ze.
Op een ochtend vroeg straatkrantverkoper Jonny of ik een krantje van hem wilde kopen. Ik keek hem aan en antwoordde: “Dankjewel. Ik hoef je krantje niet.” En: “Hoe kan ik je wel helpen?” Hij hoefde mijn hulp niet, maar vertelde dat er een stukje verderop in de straat een mevrouw zat, die hem regelmatig binnen uitnodigde voor gewoon een kop koffie en dat hij daar simpelweg blij van werd. Gewoon een bakkie koffie. Gewoon even kletsen. Niet met een junk, een verslavingsdeskundige, of één van de vele ondersteuners, maar met een gewoon mens. “We drinken een bak koffie, we kletsen wat en gaan dan allebei aan het werk.” En toen zei ik: “Koffie?”
We dronken een kop koffie en hadden meteen een klik. Hij vertelde over zijn leven op straat en zijn jaren in de bak. Hij wilde weten wat ik deed voor de kost en ik vertelde over mijn dagelijks leven. Een paar dagen later dronken we nog een kop koffie. We spraken af om samen uit eten te gaan. Ik trakteerde. En we lieten samen onze stamppot koud worden. We hadden elkaar te veel te vertellen.
Na het eten nodigde hij me uit om nog een kop koffie bij hem thuis te doen. Hij zette koffie, we dronken koffie en beklonken onze prille, ongewone vriendschap. Ik liep naar huis en was geraakt. Dit moesten meer mensen meemaken! Dit maakte meer bij me los dan tien theatervoorstellingen op een avond!
Ik schreef een handleiding ‘hoe drink je gewoon een kop koffie met een dakloze?’. Die handleiding werd duizenden keren gelezen, geliket, gedeeld en zelfs aangevuld, maar bijna niemand voegde de daad bij het lezen. Het moest anders. En zo kwam ik tot stadswandelingen. Niet zoals in London, Barcelona, Utrecht of Amsterdam een rondje langs wat plekken, maar met een dakloze gids die zijn levensverhaal vertelt aan de hand van de stad.
Leendert nam mij en een groep vrienden mee de straat op op een wandeling van bijna tien kilometer. Iedereen was diep geraakt. Er vloeiden zelfs tranen. Ik startte de Facebook-pagina Gewoon een Kop Koffie en ondertussen, anno nu, zijn er zo’n 3500 mensen mee de straat op geweest, in wandelingen van drie, vier, vijf uur. Burgemeesters, basisschoolkinderen, agenten, vrijgezellenfeestjes. Je kunt het zo gek niet bedenken.
In iets meer dan twee jaar hielpen we twaalf gidsen in het zadel. Met de meeste van hen kreeg ik een goede band. Ze deelden hun verhalen en achtergrondverhalen met me. Ze namen me mee langs plekken die ze niet aan groepen wilden laten zien. Ze namen me mee hun leven in. En ik kreeg een driedubbele poging tot afpersing aan mijn broek en prominente leden van een motorbende lieten me weten dat ik moest ophouden met al die aandacht voor één van onze gidsen, die zij liever van de radar hadden.
In 2016 stopte ik met het actief organiseren van stadswandelingen, maar de verhalen bleven bij me en een aantal gidsen liep zelfstandig voort. De verhalen vraten aan me. Ze zaten in me. Ze waren bij me. Ik moest ze kwijt. Wilde ik een boek maken met profielen en foto’s? Een documentaire? Lezingen? Ik kwam er maar niet uit.
In de winter van 2016 ging ik op stilte-retraite in Lapland. Ik las, wandelde, mediteerde en schreef. En in het vliegtuig terug naar huis wist ik wat ik wilde met Gewoon een Kop Koffie: alle verhalen in een blender en daar een coming of age roman uit schrijven. Met de stilte van Lapland nog bij me begon ik te schrijven. Elke ochtend bed uit, mediteren, schrijven, schrijven, schrijven en dan door naar ander werk. Het boek schreef zich als vanzelf. Woord voor woord. Geen plot. Geen plan. Het vloeide en vloeide.
Eind april stokte het schrijven. Was ik klaar? Moest ik gewoon het verhaal kwijt en was dat nu klaar? Geen idee. Ik besloot me eerst maar eens weer op facturabel werk te richten.
Voorzichtig liet ik een aantal boeklievende vrienden mijn werk lezen. Mijn werk deed twee van hen denken aan Griet op de Beeck. Ze lazen het manuscript allemaal in één teug uit en waren stuk voor stuk vol lof.
Afgelopen zomer nam ik mijn eigen boek mee op vakantie. Ik las en werd in het verhaal gezogen alsof ik’t nog nooit eerder onder ogen had gehad. En ik was het eens met mijn vrienden: het is een goed verhaal dat meer mensen moeten lezen.
De afgelopen maanden redigeerde ik en voelde ik of het nog verder moest of niet. En het is duidelijk: het is af, voor nu. Ver genoeg om het aan te bieden aan een uitgever. Al ligt er een basis voor een tweede deel: iets met een een sociale beweging die daklozen ondersteunt bij euthanasie meets V for Vendetta meets Fightclub.
Dus bij deze: mijn manuscript. Een coming of age verhaal van Rogier. En René. Twee jongens die opgroeien in een klein, Drents dorpje. De één met goede kaarten voor het leven. De ander in een gezin met een overleden moeder, een ronduit lompe vader, twee broers die op het verkeerde pad zijn en een zus die regelmatig door de andere mannen wordt gepakt. Voorlopige titel: Gespoord.
Waarom moet dit boek er wat mij betreft komen? Ik wil het verhaal vertellen waar dakloosheid en ontsporing echt ontstaat. Niet als je je huis wordt uitgezet en je je eerste nacht op straat doorbrengt, maar – vaak – in je vroege jeugd. Door niet hechten, algehele ellende en een gebrek aan liefde. Ik wil laten ervaren dat ellende gemakkelijk rondvloeit, om zich heen grijpt en besmettelijk is. Met dit boek wil ik laten ervaren dat iedereen dakloos kan worden. Of je nou goede kaarten hebt getrokken of niet.
Ik ben benieuwd wat jullie ervan vinden en of jullie geïnteresseerd zijn om het uit te geven. Status: ver genoeg om het aan te bieden. Graag maak ik het samen met jullie af.
Wie ben ik? Ritzo ten Cate (Assen, 1977). Opgegroeid in Ees, Drenthe, zo’n Drents klein dorpje als vanuit waar het boek zich ook afspeelt. Ik ben sociaal ondernemer, spreker, meeting designer, social engineer, fotograaf, docent, meer en meer en… schrijver. Ik loop mijn nieuwsgierigheid achterna en waar ik opwinding ervaar, moet iets gebeuren. Doorgaans doe ik mijn werk met grote groepen mensen. Altijd om de wereld leuker, blijer, mooier en beter te maken. In 2007 schreef ik samen met Ronald Mulder het boek Innovatief Ondernemen: hét boek voor het hoger onderwijs om echt te leren ondernemen. In 2011 gaven we wegens groot succes de tweede editie uit onder de titel Ondernemen. Voor meer informatie verwijs ik graag naar mijn site ritzotencate.com.Voor achtergronden over Gewoon een Kop Koffie verwijs ik graag naar een specifieke pagina.
Ik hoor graag van jullie. Ik wens jullie een fijn lezen.
Groet,
Ritzo
Synopsis: Gespoord
Het verhaal begint in de krokusvakantie in 1984.
De vader van Rogier (Utrecht, november 1977) heeft een nieuwe baan: hij wordt directeur van een vakantiepark vlak buiten een klein dorpje in Drenthe. Het gezin (moeder Marleen, vader Freek, zoon Rogier) verhuist van Bilthoven naar Drenthe.
Terwijl zijn ouders ruziënd de verhuisdozen uitpakken, verkent Rogier het park en belandt hij in de grote speeltuin, vlak achter het huis. Daar ontmoet hij René (Valthermond ~ Drentse Veenkoloniën, maart 1976), een grote, lompe jongen die het thuis zwaar heeft. Zijn moeder is overleden, zijn vader is aan de drank, zijn twee oudere broers zijn op het criminele pad en zijn zus doet het huishouden en wordt regelmatig door haar oudste twee broers en vader misbruikt. René hangt vaak in de klimtoren van de grote glijbaan. Dat is zijn plekje. Hij rookt en drinkt al bier. Wanneer Rogier de grote speeltuin betreedt ziet René dat als het binnendringen in zijn territorium en probeert hij hem weg te jagen door hem met eikels en een proppenschieter te beschieten en hem in een plas te gooien. Rogier biedt geen weerstand, maar gaat verdrietig naar huis, waar zijn ouders nog ruziënd verhuisdozen aan het uitpakken zijn.
Na de vakantie ontmoeten de jongens elkaar op school. En ook daar gedraagt René zich agressief richting Rogier. Een paar dagen later breekt René zijn been in de grote speeltuin en brengen Rogier en zijn vader hem naar het ziekenhuis. René ontdooit een beetje door deze onverwachte zorg en er ontstaat een vriendschap of op zijn minst een band tussen de jongens. Die band is de basis voor het boek.
De moeder van Rogier kan haar draai, in Drenthe, in het gezin, niet vinden en verlaat haar man om een nieuw leven op te bouwen met dorpsgenoot Martin, een jurist die bij een projectontwikkelaar werkt en graag laat zien dat hij het ruim heeft.
Rogier blijft achter met z’n vader en ze hebben het best goed samen. Zijn moeder ziet hij eigenlijk alleen bij toeval en dan ook nog vaak van een afstandje. Rogier vindt een surrogaatmoeder in Jeanet, die het kampwinkeltje runt. Het gaat goed op school. Hij ligt lekker in de klas. Hij heeft vrienden. Hij is zorgzaam voor zijn vader en voor anderen. En hij werkt wat bij Jeanet in het kampwinkeltje.
Voor René blijft het leven lastig in zo’n ruig gezin. Na een heftige toer van geweld belanden zijn vader en broers voor langere tijd in de gevangenis en gaan hij en zijn zus bij zijn oom en tante in een dorp tien kilometer verderop wonen. Het contact tussen de jongens valt weg.
Na de basisschool gaat Rogier naar het Atheneum in Emmen. Ook daar draait-ie lekker. Dagelijks fietst hij op en neer met basisschoolklasgenootje Froukje en andere kinderen die uit dezelfde richting komen.
Op een dag fietsen Froukje en Rogier terug naar huis en komen ze René in het bos tegen. Hij is dronken. Hij fietst een stukje met ze op en na wat geduw en getrek sleurt hij Froukje mee het bos in en verkracht haar. Rogier is geenszins opgewassen tegen de brute kracht van René en kan niets doen dan het laten gebeuren. René wordt gearresteerd en veroordeeld. Froukje raakt depressief. Rogier gaat voort met zijn leven.
Op een brugklasfeest ontmoet Rogier Kim, het mooiste meisje van de hele brugklas. Later krijgen ze verkering. Ze zijn veel samen, vooral bij haar thuis in Emmen. Ze reizen samen met de trein door het hele land. En waar de meeste klasgenoten zoenen al spannend vinden, hebben zij al sex.
Halverwege de brugklas komt er ook weer een liefde in het leven van Rogier’s vader: Sophie, een jonge getalenteerde filmmaakster uit Amsterdam. De liefde vloeit rijkelijk. Ze trouwen. In 1991 wordt Floris geboren. En in 1992 volgt de tweeling Pip en Maud.
Op een avond gaat Rogier vanuit Emmen een rondje hardlopen in het bos. Hij komt René tegen, die is weggelopen uit de jeugdinrichting en het bos in gevlucht. Na een woordenwisseling ontstaat er een gevecht tussen de jongens. De woede over wat René Froukje heeft aangedaan zorgt ervoor dat alle stoppen bij Rogier doorslaan en zijn plotselinge groei en fanatiek sporten en zorgen ervoor dat hij René de baas is. Pas als René verslagen op de grond ligt, zakt de woestheid en komt Rogier weer in zijn empathische en zorgzame rol en breekt zelfs een straaltje van hun oude vriendschap door de donkere wolken heen. René laat zijn slaapplek, een oude schaftkeet, zien en ze spreken af elkaar gauw opnieuw te treffen.
Door de relatie met Kim, de nieuwe liefde van zijn vader en de gezinsuitbreiding, wordt Rogier met grote stappen volwassen en vergroot de afstand tot zijn vaderlijk huis en ontstaat er – als hij thuis is – steeds vaker spanning.
Kim gaat vreemd met een jongen uit de bovenbouw, raakt zwanger en de relatie met Rogier is voorbij.
Op een middag loopt Rogier een rondje over het vakantiepark en ontdekt hij een oude, vergeten stacaravan. Enigszins geïnspireerd door de schaftkeet van René, de spanningen thuis – zeker nu hij weer echt meer thuis is – besluit hij in de oude stacaravan te gaan wonen. Zijn vader steunt zijn plan en Jeanet helpt met schoonmaken en huiselijk maken.
Na een paar nachten en slecht slapen in zijn caravan komt hij thuis en ontdekt hij dat zijn kamer volstaat met babyspulletjes. Hij wordt kwaad, krijgt ruzie met Sophie en er volgt geduw en getrek. Zij zet haar tanden in zijn schouder en hij duwt haar van zich af. Ze valt met haar hoofd op de hoek van een tafel en overlijdt ter plekke.
Rogier wordt gearresteerd en blijft een paar dagen in het huis van bewaring voor verhoor. De rechter besluit dat hij het vonnis in vrijheid mag afwachten.
En daarmee eindigt het verhaal. Zonder vonnis van de rechter. Met een flinke knoop in zijn buik voor de rest van het leven.
—
Een PDF met de eerste zeven hoofdstukken is hier te bekijken en te downloaden: https://drive.google.com/open?id=1EzsTUk9aemmLu_Y2fH-28m7Re0-Wjl7q