Gisteravond maakten ForumDwarsdiep en stichting Het Kopland een avond over thuisloos zijn in Nederland en in het bijzonder in Groningen. Ik mocht een column uitspreken en vond een zaal Groningers die’t goed voorhebben met dak- en thuislozen. En omdat columns ook vooral zijn om te publiceren, deel ik’m hier even op mijn blog. Vragen? Vragen. Opmerkingen? Kom maar door. Want samen komen we verder. Mijn eerste blogpost met ‘handleiding’ vind je hier. Op de hoogte blijven van doorontwikkelingen? @gewoonkoffie.
Gewoon een Kop Koffie – om mee te beginnen
Tot twee jaar terug had ik niets met dak- en thuislozen. Sterker nog: je zou zelfs kunnen zeggen dat ik iets tegen ze had.
Als kind maakte ik in Assen kennis met Tokkel. Hij vroeg voorbijgangers om een gulden en als mijn ouders niets gaven, werd-ie vaak kwaad en schold-ie ons verrot. Hij stonk, hij liet zijn broek midden op straat zakken en ik vond’m ronduit eng.
In VWO4 ging ik met klasgenootjes naar Groningen en we liepen tegen die oude grijze man aan die achter je ging lopen en dan plots schreeuwde en je de stuipen op’t lijf joeg. Wie herinnert zich hem niet?
Na mijn studie werd ik ondernemer hier in de stad. Daklozen pisten tegen de muur van ons pand. Ze dealden op onze oprit. En ik werd op klaarlichte dag op de Vismarkt hier in Groningen gezakkendrold.
Daklozen, zwervers, junks. Ik had er niets mee. En dat ze je om geld vroegen vond ik belachelijk. Dat geschooi waar je dan elke keer harder “Nee” op gaat zeggen en een steeds naarder gevoel van krijgt. Wat mij betreft moesten ook zij maar gewoon werken voor hun geld en vooral ons niet al te veel tot last zijn.
En toen nodigde theatermaakster Lotte van den Berg me begin vorig jaar uit om haar te helpen een voorstelling te maken met daklozen over daklozen.
Gedurende anderhalve maand werkten we in Utrecht met Berhane, Shariff en Remco aan een voorstelling over leven op straat. We gingen samen de staat op. Ze namen ons mee naar slaapplekken en de pis- en gebruikskelder. En wij namen hen mee uit eten. We maakten kennis. Ze vertelden hun verhalen. Ik kreeg oog voor de mensen. De mannen leefden op. En toen ik de laatste avond terug naar Groningen ging, was ik blijer dan ooit dat ik in mijn eigen bed kon. Onder mijn eigen dekbed. En mijn huis voelde thuis.
De weken erna bleven Berhane, Shariff en Remco bij me. Ik liep door de stad en groette de mannen die ik tegenkwam en maakte een praatje. En de dak- en thuislozen die ik eerder bedankte als ze om een bijdrage voor het slaaphuis vroegen, kregen een gezicht.
Ik leerde John kennen en Peter en Theo en Martin en Wilma en Youp. Ze vertelden me over wat ik eigenlijk maar wilde weten. Over wat voor hen blijkbaar heel gewoon was. Ik leerde over hoe je heroine rookt, waar je methadon haalt. Ik hoorde dat je elkaar niet kunt vertrouwen en dat je al na vijf dagen op straat een straathond wordt. Ik leerde hoe je muntstukjes tussen de trappetjes van het VVV-gebouw op de Grote Markt wegwipt en hoe je even een auto openbreekt. Ik hoorde dat als het er echt op aan komt je dan liever iemand anders een pistool op zijn hoofd zet, dan dat je zelf tussen zes plankjes komt. Ik hoorde dat in de bak zitten best meevalt. Hoe je leven tussen je vingers wegglipt en dat ‘t godsgruwelijk moeilijk is om terug op’t rechte pad te komen. Ik leerde dat op straat leven ook mooie kanten heeft en af en dat het af en toe dik lachen is. En ik leerde over waar je kunt slapen en eten en waar je voor vijf euro naar de kapper kunt, je eczeem kunt laten behandelen en waar je je wonden gratis kunt laten verzorgen.
Ik ging langs bij de Kostersgang, bij Werkpro, bij ‘t Open Hof en zag liefde, zorg en heel veel ervaring en wijsheid. Ik las en leerde dat er in Groningen zo’n duizend daklozen zijn en in Nederland naar schatting tussen de vijfendertig en veertigduizend. En een man van de getalletjes wist me voor te rekenen dat ze tweeduizend euro per maand per stuk kosten aan uitkering, zorg en politie. Particuliere beveiliging, schade uit bijvoorbeeld diefstal en imagoschade voor de stad niet meegerekend. En dat dat voor Groningen al snel neerkomt op viertentwintig miljoen per jaar en voor heel Nederland dus al snel zo’n twee miljard.
En toen wilde ik iets doen. Ik zat uren op de trappen bij de VVV. Ik had’t erover met wie maar wilde. Met de professionals. Met vrienden. En met de jongens zelf uiteraard. En John was er duidelijk over: “Waar ik blij van word, is gewoon even kop koffie. Gezellig. Even kletsen. Of dat nou met jou is of met een mevrouw die me wel’ns uit eten neemt of de mevrouw van die gallerie die me af en toe even binnenroept. Van mens tot mens.”
En zo werd een zo simpel zinnetje het initiatief wat inmiddels Gewoon een Kop Koffie heet.
Ik ging eten met John bij De Sleutel. Geen koffie deze keer. Lekker buiten op’t terras. John vertelde over zijn verleden. Over hoe het er in het wereldje aan toe gaat. Hij vertelde me dat hij in het Jan Arendshuis woonde. Over zijn werk voor de Riepe. Hij vertelde me waar hij straks wilde wonen. En hij nodigde me uit om bij hem thuis te komen. En we dronken gewoon een kop koffie.
Rick liep langs Ditha. En Ditha had honger maar mocht niet bedelen en dus hield ze maar een bordje op. Rick knoopte een gesprek aan en nodigde haar uit voor een broodje. Wederom geen koffie. Wel weer contact.
Fopke bood Martin een kop koffie aan en Martin weigerde. Hij had’t te druk. Geen contact. En Fopke ging verder.
En Iris knoopte het aan met Youp. Ze rookte een sigaretje met hem. ‘s Avonds laat buiten bij een afvalbak. Ze bleven elkaar tegenkomen. Aan het Zuiderdiep, in de Ebbingestraat, onder een viaduct, op de Vismarkt. En op een avond op de trap van het VVV-kantoor. Hij was van zijn BMX gedonderd en had een nare, open wond aan zijn arm. Onverzekerd, dus onbehandeld, zo leek het. Hij zag er verwilderd uit, en zei afwisselend “au” en “ik heb honger.” Ze nam’m mee naar de snackbar. En later die avond probeerde ze zorg voor hem te regelen, maar toen ze die zorg had gevonden bleek hij niet te slapen op de plek waarvoor hij zijn geld die dag had verdiend.
Het zijn Gewoon een Kop Koffie ervaringen die ik de afgelopen weken heb teruggekregen. Ervaringen van mensen, die even niet wegkeken en wegstapten. Maar contact maakten en koffie deden, of een frikadel, een broodje, thee of een sigaret. Even koffie deden of iets anders zonder daar persé iets voor terug te hoeven, maar stuk voor stuk zoveel kregen.
Ik schreef een blogpost, begon te twitteren, opende een Facebook-page (die je kunt liken) en het Gewoon een Kop Koffie karretje begon te rollen.
Inmiddels zijn er zeker tien mensen die een kop koffie of iets anders hebben gedaan en vraag ik me af wat er zou gebeuren als honderd of tweehonderd Groningers regelmatig even dat contact zouden maken. Of wat als er tienduizend Nederlanders zouden meedoen? De participatiesamenleving in optima forma. En wat een warmte straks in de koude winter!
Sommige mensen vinden ‘t eng of ongepast om zo maar een dakloze aan te spreken. En andere mensen bedenken dan dat een stadswandeling onder begeleiding van een dakloze hen met elkaar in contact kan brengen. En nog geen week later wandelen Leendert en ik samen over straat en laat hij me slaapplekken en gebruikersplekken zien en waar ze heel veel lol samen hebben gehad. En nog geen week later – morgen om precies te zien – organiseren Coen van Werkpro en ik samen de eerste proefwandeling met tien Groningers die maar al te graag meewillen. Ze betalen tien euro per persoon en dat gaat naar een warme jas voor Leendert of wat maar waardevol is. En op festival Let’s Gro op donderdag 21 en 22 november kunt u opnieuw met Leendert de stad in.
Met Gewoon een Kop Koffie nodig ik u allen uit om gewoon een kop koffie te drinken met een dak- of thuisloze. Gewoon een kop koffie. Om mee te beginnen. Of thee natuurlijk. Of een warme maaltijd, bijvoorbeeld voor € 2.50 bij de HEMA. Het doel: contact. Enerzijds zodat de heren weer iets dichterbij een leven komen wat voor ons heel gewoon is. En anderzijds zodat wij iets meer begrip voor hun leven krijgen en we ze gewoon accepteren als mede-Groningers en gewoon met ze omgaan.
Dus mijn vraag: met wie doet u volgende week gewoon een kop koffie?