Goed. Even lekker vaag doen. Ik deel wat dwarrelingen uit mijn hoofd. Schiet, vraag of vul gerust aan. Work in progress.
Vorige week was ik met mijn vader in het Aviodrome in Lelystad (vader-zoon aanrader trouwens). Het museum vertelt onder meer het verhaal van de Nederlandse luchtvaart. Van de eerste 37 meter in 12 seconden tot een killer drone voor in je rugzak. Van de eerste Spin van Fokker tot grootse verhalen over de miljarden tonnen die KLM in de loop der jaren over miljarden kilometers heeft vervoerd.
In iets meer dan een eeuw leerden we (gemotoriseerd) vliegen. We leerden sneller vliegen dan het geluid. We leerden vijf maal sneller vliegen dan het geluid.
Ik had vier uur in het Aviodrome nodig om dit niet alleen voor waar aan te nemen, maar er ook echt iets bij voor te stellen. In een eeuw gingen we van maximaal 100 kilometer per uur over land en water naar meer dan 5.000 kilometer per uur en ook nog’ns linea recta door de lucht.
Het steeds maar meer afstand in een uur kunnen afleggen, laat me opnieuw nadenken over tijd en aandacht en ergens zijn. En dat we zo eigenlijk steeds meer en meer tijd in een dag proppen. En dat dat heel handig en efficiënt en effectief is, maar dat het ook best hard werken is voor je hoofd. Of zo.
Ik zwengel mijn laptop aan. Even Facebooken. Een update van Eka uit Georgië. Marijke zit in Thailand. Franka in Barcelona. En onze gastvrouw in Minsk zit in Berlijn. In gedachten reis ik de wereld over. Ik zie Ronald en mij weer college geven op de State University van Tblisi. Een elektrisch kacheltje houdt de temperatuur vlak boven het vriespunt. De studenten zitten met jassen aan en mutsen op in de banken. Ik ruik tapas. Ik voel de zon. Er schiet vier Sangria met Iris door mijn hoofd. Ik like hier en comment daar. Ik verplaats me duizenden kilometers per seconde.
En ik zwaai ‘ns flink met mijn rechterbeen om de hangmat nog net iets hoger te laten zwaaien. De Martinitoren staat er nog steeds en lacht me toe.
We videochatten met India. We live-broadcasten vanuit Liberec met Periscope. En we werken met tientallen mensen van alle continenten real time in één Google Doc. En neem Wikipedia. Of Youtube. Ik zie mezelf en al die mensen over de aarde zoeven. Een wolkendek van uiteengetrokken zielen.
Ik bedenk dat je ook kunt Facebooken tijdens het mailen, tijdens het Google Docsen, tijdens je treinreis van Groningen naar de Randstad. Multitasken. Op meerdere plaatsen tegelijk zijn. Teleporting en clonen in één. Of zo. Wereldwijde glasvezelbundels vormen de basis. Ons menselijk verbindings- en voorstellingsvermogen is de afterburner. Wij, de mensheid, heeft de snelheid van het licht overwonnen!
Ik draai door. Mijn oprechte excuses.
Er ontstaat een dwarreling in mijn hoofd over een soort van oertijd, die je kunt gebruiken als ijktijd, die je kunt gebruiken voor meer rust, voor meer aandacht, voor meer mindfulness.
Stel je bent in een ruimte met jezelf en niets dan jezelf. Zonder afleiding van de wereld. Zonder afleiding van gedachten. In een soort van ultieme zen-modus. Je bent daar en een seconde is een seconde. En een minuut is een minuut.
Iemand die je goed kent treedt toe tot de ruimte. Je praat. Je luistert. Je verplaatst je in de ander. Samen ben je ter plekke. Je bent samen in een soort oertijd. Zonder afleiding van buitenaf. Zonder dat je twee gesprekken met anderen elders in de wereld voert. Zonder één of andere compressie van tijd. Een seconde is bij benadering een seconde. En een minuut is bij benadering een minuut. Je bent samen. Als hij vragend kijkt, geef je daar aandacht aan en antwoordt.
Je krijgt een belletje van een collega in Amsterdam over het vak dat je over twee maanden weer samen gaat geven. Je ziet hem voor je in zijn maatpak, achter zijn Macbook in een koffieplekje. Jij in Groningen. In die ruimte. Je verplaatst je in hem. En hij gaat terug naar zijn studietijd in Groningen en verplaatst zich in jou. Je zoekt elkaars taal. Je zoekt elkaars ritme. Je synchroniseert. Althans zo goed mogelijk, want je ziet zijn vragende blik niet en je praat dus door, zodat later bij het uitwerken blijkt dat je elkaar toch niet goed hebt begrepen en je toch weer moet bellen en bedenkt dat je dit een volgende keer gewoon even handiger samen met elkaar aan één tafeltje had kunnen doen. De tijd die je vroeger zou overbruggen via trein (of wandelen) en treffen comprimeer je nu tot weinig. Het gesprek duurt zes minuten. In oertijd misschien wel anderhalf uur treinen heen en terug voor jullie beide, bijkletsen en het er dan echt over hebben. Zeg vier uur. De tijdscompressie is veertig. Of zo.
Even vijf minuutjes Facebooken kost je feitelijk vijf minuten. Maar hoeveel uur zou het je hebben gekost als je echt had moeten reizen en echt synchroniseren? Ik stel me dat rondvliegen met lichtsnelheid weer voor en zie een tijdscompressie van bijna oneindig.
Het lijkt allemaal mega-handig, en effectief en efficiënt. Maar het rukt je zijn uit elkaar. En dat geeft een hoop stress.
Nu maar ‘ns een rondje wandelen. Niet rennen. Telefoon uit. En dan maar ‘ns zijn waar de ander is met wie ik ben.
Goed weekend alvast.
Twee weken terug schreef ik deze blogpost al over tijd. Er komt vast een vervolg. Want: work in progress.